Provinciefonds

Op 14 februari jongstleden hebben het Kabinet en de voorzitters van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen de bestuurlijke afspraken voor de komende kabinetsperiode ondertekend. In dit interbestuurlijk programma (IBP) hebben Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen afspraken gemaakt over de grote maatschappelijke opgaven waar Nederland de komende periode voor staat. Er is een gezamenlijke agenda met tien opgaven opgesteld. Alle overheden hebben toegezegd dat zij zich ook financieel zullen inzetten voor de opgaven waarbij zij betrokken zijn. Het Kabinet heeft met de mede overheden afgesproken de basis voor de normeringssystematiek (samen-trap-op-trap-af) te verbreden naar de totale uitgaven onder het uitgavenplafond. Dit geeft gemeenten en provincies meer vrij besteedbaar budget. Hiermee is er een brede financiële basis voor de uitwerking van de maatschappelijke opgaven. De accressen (de toevoegingen of onttrekkingen aan het provinciefonds) zijn dan ook voor alle jaarschijven positief. Dit is de overweging geweest om een tussentijdse maartcirculaire uit te brengen. Normaal gesproken ontvangen provincies driemaal per jaar informatie van Binnenlandse Zaken over de (hoogte van de) provinciefondsuitkeringen: in mei, in september en in december, ter afronding van het lopende jaar.